8 December 1982
In het jaar 1982 zat ik op de Christus Koning School, klas 3B. Hoewel het politiek woelig was, waren de dagen voor de decembermoorden, de beste tijd die ik ooit gekend heb in Suriname.
Suriname leek bloeiende. Dat waren de dagen, dat ik voor het eerst in mijn leven, als tiener, na school niet altijd meteen naar huis ging wanneer de school uit was. Gewoon omdat het te gezellig was. Onder de boom van Kinte bijvoorbeeld. Daar kon ik relaxed maar toch heel gezellig babbelen met jongens als Guus Pengel en Evert van Genderen, onder het genot van een lekkere Teloh. We spraken over van alles en nog wat en uiteraard politiek.
Behalve dat we in een deuk konden liggen om Johnny Kamperveen’s “Pappa Neijtje” of het een-tweetje tussen Vakbondsleider Fred Derby en Sergeant-Majoor Desi Bouterse, speelde ook ‘Ba uzi’ van Thea Doelwijt en Henk Tjon in Theater Thalia. Een beter politiek schouwspel heb ik sindsdien nooit meer meegemaakt.
Het mooie van deze tijd was dat Suriname haar grenzen op elk gebied leek te verleggen. De jonge natie, die na vijf jaar onafhankelijkheid, een staatsgreep en een coup had doorstaan, leek ongeremd en grenzeloos haar mogelijkheden te willen benutten. Uiteraard ging dit gepaard met alle pros en cons die politiek met zich mee kan brengen, maar ik kan je verzekeren dat niemand maar dan ook niemand klaar was voor wat komen ging.
Woensdag 8 december zou net als elke andere doordeweeksedag een gewone schooldag zijn geweest, op de strenge Katholieke school waar klokslag zeven uur alle lessen begonnen. Deze schooldag was anders. Ontredderd zag ik mijn moeder naar mijn vader kijken, toen ze vertelden dat wij niet naar school hoefden omdat er een coupe was gepleegd. Mijn vader was verder stil. Met een bezorgde frons op zijn voorhoofd leek hij in gedachten verzonken. Ikzelf snapte er niks van. Tot die dag wist ik niet eens was een coupe was.
Algauw ging de telefoon. Familie en vrienden die niet ver bij de kazerne vandaan woonden, vertelden dat ze wakker waren geschrokken door schoten. De dagen die volgden waren letterlijk en figuurlijk donker. Behalve de avondklok die meteen weer in werking was gesteld, wist ook niemand goed wat er aan de hand was, wie was opgepakt, waarom en vooral wie nog leefde.
Ook in de maanden die volgden leek iedereen een verdachte. Mensen werden links en rechts opgepakt, bedreigd en afgetakeld, omdat ze iets “verkeerds” zouden hebben gezegd. De angst zat er goed in.
Toen ik Roue Verveer in Carre hoorde zeggen, dat hij het recht heeft om mee te praten over de Surinaamse politiek, omdat hij de hardste tijd in Suriname, de jaren 80 heeft meegemaakt, voelde ik meteen wat hij bedoelde. Om de grap, over de lange rijen voor basis levensmiddelen, kon ik lachen. Die rijen kan ik mij namelijk ook heel goed herinneren, maar grappig was die tijd absoluut niet.
De angst, waarover de Cabaretier het ook had, ligt veel dieper. De angst die ons is ingeprent met de decembermoorden leeft nog steeds. Net zoals bij Roue zijn moeder die hem elke keer weer waarschuwt, ‘kijk uit wat je zegt.’ Het is een diepgewortelde angst, die je ziel nooit meer lijkt te verlaten. En dan is er het verdriet.
Tot de dag van vandaag, gaat mijn hartslag omhoog en begin ik van binnen te zweten, wanneer ik verhalen lees van de nabestaanden. Van de weduwen die als een leeuw voor het leven van hun man hebben gevochten tot en met het hartverschurende verhaal van Esmerlda, die haar vader journalist Frank Wijngaarde, voor het laatst een “brasa” heeft gegeven, toen hij haar naar dansles bracht.
Het verhaal van mijn klasgenote Nathalie ken ik helaas niet. Ik weet alleen dat ook haar vader, Psycholoog Gerard Leckie, bij de 15 zat en dat wij haar sinds die dag nooit meer terug hebben gezien. Deze klasse foto was gemaakt voor haar. ‘Kon hesi baka’ betekent: Kom gauw terug.
Op 27 December 2013, 31 jaar na dato is er een Christus Koning School Reunie reunie in Suriname. Ik vraag me af of ze erbij zal zijn.